Inside het Groot Dictee

De handvatten van de plastic tas sneden gemeen in mijn vingers en de tas zelf dreigde te bezwijken onder het gewicht van de inhoud. Daarom stond ik als een zwerver mijn bezittingen over twee tassen te verdelen, voor de regen schuilend onder een overkapping in de Haagse winkelstraat. Met dit verschil dat ik voor veel geld aan goederen bij me had. En dat ik geen zwerver ben. 

Tien minuten eerder had ik zwaarbepakt het gebouw van de Eerste Kamer der Staten-Generaal verlaten. Met de dikke Van Dale, het tweedelige Groot Encyclopedisch Woordenboek van Verschueren, een fraaie pennenset van MontBlanc, het Stijlboek van de Volkskrant op cd-rom, een draagtas met de logo’s van het Dictee en de Volkskrant erop en nog wat kleiner spul. “Wij raden u aan zoveel mogelijk gebruik te maken van het openbaar vervoer”, had in de uitnodiging gestaan. Ze vertellen er niet bij dat je met kilo’s naslagwerken naar huis teruggaat. Nog een geluk dat ik niet op de motor was gegaan.

3200 deelnemers
Via de voorronde in de Volkskrant was ik uitgenodigd deel te nemen aan Het Groot Dictee der Nederlandse Taal 1998. Ter plekke realiseerde ik me pas hoe klein de kans daarop is. Er waren ruim 3200 deelnemers aan de voorronde; daarvan bleven er 81 foutloos. Bij de uiteindelijke selectie wordt gelet op geografische spreiding en leeftijd. Uit Nederland worden slechts twintig gelukkigen uitgenodigd, tien vrouwen en tien mannen. En ik was een van die tien mannen.

Archaïsche woorden
Het Groot Dictee der Nederlandse Taal is helemaal niet leuk. Elk jaar weer een gezochte tekst met veel archaïsche woorden. Daarom geloofde ik het de laatste jaren wel. Vroeger, ja toen deed ik nog wel mee aan de voorronde. En op dé avond voor de buis natuurlijk. Ik eindigde steevast met iets minder fouten dan de helft van het gemiddelde: een stuk of twaalf, dertien. Toen ik de voorronde zag staan in de Volkskrant heb ik die toch maar weer eens ingevuld. En ach, nu ik ’m toch heb ingevuld kan ik ’m net zo goed opsturen ook. Ik hoor er toch nooit meer wat van. Dacht ik. Totdat ik een telefoontje kreeg.

Prominente Nederlanders
Meedoen aan het Groot Dictee, ‘in het echt’, is wel leuk. Ik was dan ook vast van plan ervan te genieten. Want het was de eerste en waarschijnlijk ook de laatste keer dat ik in het prachtige gebouw van de Eerste Kamer zou zijn, samen met allerlei ‘prominente’ Nederlanders en Vlamingen.

Verkeerd verstaan
Het dictee viel me mee. Al had ik nooit van ‘gagelheil’ (schrijf: guichelheil) en ‘lassief’ (schrijf: lascief) gehoord en maakte ik een traditionele domme fout door ‘debâcle’ te schrijven, hoewel ik weet dat er in de ‘nieuwe’ spelling geen accent circonflexe meer geschreven wordt op de a, de o en de u. Dicteevoorlezer Philip Freriks pareerde kritiek op zijn uitspraak (“gagelheil”) terecht met de opmerking dat wie een woord niet kent dat al snel verkeerd zal verstaan. Andere deelnemers hadden nog nooit van ‘bucolisch’ gehoord en maakten daar ‘duconisch’ of zelfs ‘die komische’ van. En een schreef ‘schrikgodinnen’ in plaats van ‘schikgodinnen’. Dat was de latere winnaar Joost Verheyen, die slechts twee fouten maakte.

Klassieke fout
Twee fouten meer en de impact zou veel kleiner zijn geweest. Nu werd ik in de uitslag genoemd en kwam dus (even) op tv. Het Parool kwam op de dag van de uitzending al met een sfeertekening waarin ik figureerde. De volgende dag meldde het Haarlems Dagblad: “De Haarlemse neerlandicus drs. Tjeerd Gunning pende zich met acht fouten naar een gedeelde vierde plaats, waarmee hij tevens als beste Nederlander uit de taalstrijd kwam”. Ook in De Telegraaf, Trouw en zelfs het Reformatorisch Dagblad werd ik genoemd, net als op de radio en op teletekst. Daardoor wist ‘iedereen’ ervan. Nog dagen later krijg ik felicitaties. En dan te bedenken dat ik – o, klassieke fout! – nog drie woorden veranderd heb die aanvankelijk goed geschreven waren …

Stalen smoel
Na afloop sta ik aan de bar naast Sjaak Bral, de Haagse stand-upcomedian en auteur van Ut groen-geile boekie, de offesjeile spelling vannut Haags.

“Hoeveel fout had jij nou?”, vraagt hij.
“Acht”, antwoord ik trots.
“O, ik ook”, zegt hij met een stalen smoel.
Ik kijk hem niet-begrijpend aan. “Hè …?”
“Ja, in de eerste zin …”

Tjeerd Gunning

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *